DIE FRAGEN DER SPHINX 1984
De schilder Klapheck (1935) heeft het van geen vreemde. Zijn ouders waren beiden kunsthistoricus. Zijn vader was hoogleraar aan de Kunstacademie in zijn geboorteplaats Dusseldorf en specialist in de kunst van de 19e eeuw. Hij stierf in 1939.
Zijn moeder publiceerde over de moderne beeldende kunsten en beïnvloedde haar zoon door haar ideeën en bracht hem in contact met Gerard Richter, Joseph Beuys en Yves Klein.
Na WO II begon Konrad met schilderen. In een expressionistische stijl zette hij jazzmusici op het doek, die hij had zien optreden. De Tonhalle in Dusseldorf was in handen van de geallieerden en zij programmeerde veel jazz uit de USA: Louis Armstrong, Count Basie en Thelonius Monk en John Coltrane. Konrad kocht hun platen en bezocht hun concerten. Via zijn moeder kreeg hij een baan bij de krant als jazzcriticus.
LOOKING AHEAD 2015
Thelonius Monk
In 1956 verbleef hij met zijn verloofde in Parijs. Daar schilderde hij voor het eerst een machine.
de Singer naaimachine schilderde hij met een agressieve uitstraling.
Toen het schilderij klaar was wist ik zeker dat ik alle menselijke betrekkingen door machineobjecten kon uitdrukken. Ik kan het menselijke op een vereenvoudigde manier uit de machine trekken’.
De titels die hij zijn schilderijen gaf, benadrukken de gevoelens die hij met zijn machines probeerde uit te drukken.
?/
Liefst 40 naaimachines en nog meer typemachines heeft hij geschilderd. Hij tekende ook andere voorwerpen zoals deze motor. Werd hij eerder ingedeeld bij het surrealisme, later vond men dat hij pop art maakte, terwijl hij aan zijn eigen manier en stijl vasthield.
Zijn werken waren zeer geliefd bij verzamelaars en musea. Hij besloot in 1987 het roer om te gooien:
geen voorwerpen meer, maar mensen! Door mensen via zijn eigen systeem af te beelden maakte hij van de figuren in zijn werk tot machines.
AFTER MIDNIGHT (ontwerptekening)
DIE KUCHE 1997
INTERDIT ??
Das Fenster 2000
SAVOY 2005
AUDIENCE 2008
No comments:
Post a Comment