Bij het afscheid van de museumdirecteur van het Singer Museum is er op zijn initiatief een
tentoonstelling die inzoemt op het jaar 1913. In heel Europa moet de klassieke kunst een groot veld vrijgeven aan allerlei nieuwe stromingen en technieken. Ook in Nederland kregen die nieuwe kunsten belangstelling, niet alleen bij de kunstenaars zelf, maar ook bij de liefhebbers van kunst. Er ontstonden vele nieuwe stromingen, zonder dat kunstenaars zich verplicht voelen om hun werk tot een van de theorieën te vernauwen.
In 1913 experimenteerden de kunstenaars met de nieuwe technieken. De critici en sommige schilders proberen de werken onder een bepaalde stijl te plaatsen.
 |
HERMAN GOUWE (1875 -1965) DE ZAAISTER (1918) Het (zonne)licht schildert hij in golvende banen. De donkere aarde kent diezelfde golvende banen. De vrouw rijst op uit de aarde en werpt de zaden in eenzelfde golf. . |
 |
DJURRE PIETER DUURSMA (1888- 1965) VLAKTE MET BOOM 1913 Dit werk psst min of meer bij het expressionisme: het gaat niet om de werkelijkheid maar om het gevoel dat het landschap oproept bij de schilder.
|
 |
LODEWIJK SCHELFHOUT (1881-1943) BOOM IN PROVENCE 1912 De schilder toont geen details, hij werkt met vlakken. Het zit bijna tegen abstract aan en expressionisme. |
 |
ROBERT DELAUNEY (1888-1941) L' EQUIPE DE CARDIFF 1913 Er zit beweging in het werk (futurisme) daarbij lijkt het een collage met een enorm gevoel voor kleur en compositie. |
 |
ARMEDEO MODIGLIANI (1884 - 1920) LA GRANDE BUSTE ROUGE 1913 Zijn aparte stijl komt vooral door zijn beeldhouwwerken. Hij liet zich inspireren uit de Oud-Griekse kunst.
 | LEO GESTEL 1881-1941 DAME MET GROTE HOED IN PRIEEL
|
|
LEO GESTEL
KUBISTISCHE VROUWENFIGUUR 1913
 |
JAN VAN DEENE (1886 -1977) PEINTURE VII 1913 Hij was de eerste abstracte schilder in Nederland. Het werk van Kandinsky vond hioj rommelig. Zijn "absolute" werken bestaan uit gebogen ruimtes en goed uitgebalanceerde kleuren. |